Bent u verdachte van een overtreding van de Wegenverkeerswet?
Als deelnemer in het verkeer is het belangrijk om goed op te letten en u zoveel mogelijk aan de verkeersregels te houden. Ondanks dat in Nederland de verkeersveiligheid zeer belangrijk is, gebeuren er nog veel ongelukken. In 2010 vielen in Nederland 640 doden in het verkeer. Dit lijkt erg veel, maar in vergelijking met andere (Europese) landen is dit betrekkelijk weinig. De kernvraag in dit artikel is, wanneer een persoon strafrechtelijk vervolgd kan worden voor het veroorzaken van een verkeersongeluk (overtreding Wegenverkeerswet). Overigens is de achtergrond van de mogelijkheid tot vervolging goed te verklaren: een gemotoriseerde verkeersdeelnemer draagt een bepaalde verantwoordelijkheid naar zijn medeweggebruikers. De wetgever gaat ervan uit, dat iedereen een steentje bij moet dragen aan een veilige verkeersomgeving.
De belangrijkste bepalingen voor strafrechtelijke aansprakelijkheid zijn te vinden in de Wegenverkeerswet (WVW), om precies te zijn in de artikel 5 en 6 WVW.
- Artikel 6 WVW bepaalt: ‘Het is een ieder die aan het verkeer deelneemt verboden zich zodanig te gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt waardoor een ander wordt gedood of waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat.’
- Artikel 5 WVW bepaalt: ‘Het is een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd.‘
In ernstige gevallen, bij roekeloos rijgedrag of ander zeer onoplettend rijgedrag, wordt de bestuurder die vervolgd voor artikel 6 WVW. In sommige extreme gevallen kan deze bestuurder zelfs worden vervolgd door doodslag (artikel 287 Wetboek van Strafrecht). Indien er enkel sprake is van ‘gevaarzettend’ gedrag, zal een vervolging voor artikel 5 WVW volgen.
Artikel 6 WVW
Wanneer is artikel 6 WVW nu precies van toepassing? Om tot een bewezenverklaring te komen, moet een bepaalde mate van schuld worden vastgesteld. Omdat van verkeersdeelnemers oplettendheid mag worden verwacht, wordt voor een veroordeling genoegen genomen met de laagste vorm van schuld (het juridische ‘culpa’). De essentie ligt in de vraag of de weggebruiker zich heeft gehouden aan de eisen die van overheidswege aan alle verkeersdeelnemers zijn gesteld. Ter illustratie: driften, gevaarlijk inhaalgedrag of spookrijden is niet acceptabel. Over het algemeen is één enkele verkeersfout niet voldoende om tot een veroordeling te komen; dit is slechts anders indien een bestuurder ‘zodanig rijgedrag hanteert dat het maken van fouten in de hand wordt gewerkt’[1]. Indien de rechter te maken krijgt met een verkeersstrafzaak, zal hij alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen, waaronder de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. De zwaartepunten bij een rechterlijke overweging liggen in het uiterlijk waarneembaar gedrag van de bestuurder, alsmede in de mogelijk aanwezige uitzonderlijke omstandigheden. Een excessieve snelheidsovertreding, alsmede het toegebrachte letsel, zijn tevens factoren waarmee rekening wordt gehouden bij het bepalen van de hoogte van de straf. Strafverlichtende omstandigheden zijn bijvoorbeeld de mogelijke eigen schuld van het slachtoffer en de betrokkenheid van de dader bij het welzijn van het slachtoffer. Over het algemeen waardeert de rechter het wanneer de dader op een bewuste manier stil staat bij de schade die hij aan anderen heeft toegebracht. Een klein gebaar, zoals het sturen van een bos bloemen of het schrijven van een excuusbrief, kan hierbij helpen.
De mate van schuld
In de rechtspraak is overigens wel overwogen dat niet iedere schuldige in dezelfde mate schuldig is: spookrijden is immers vele malen gevaarlijk dan eenmalig rijden door rood licht. Er worden derhalve drie gradaties van schuld onderscheiden, namelijk: wegpiraterij, het maken van een grove verkeersfout of het maken van een aanmerkelijke verkeersfout. Er is enkel sprake van roekeloos rijgedrag indien de bestuurder zeer onvoorzichtig rijgedrag heeft getoond waarbij ‘welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico’s zijn genomen’[2]. Een grove verkeersfout doet zich voor, wanneer een verkeersdeelnemer het risico van een ongeval heeft onderkend en zich daaraan welbewust bloot stelt, maar rekent op een goede afloop. De lichtste vorm van verwijtbaarheid ex. artikel 6 WVW is de aanmerkelijke verkeersfout. Hieronder worden situaties gerekend waarbij een fout wordt gemaakt die op grond van de maatschappelijke verantwoordelijkheid van verkeersdeelnemers niet gemaakt had mogen worden. Interessant is net deze ‘aanmerkelijke verkeersfout’, omdat deze veel raakvlakken heeft met een overtreding van artikel 5 WVW.
Artikel 5 WVW
De grens tussen artikel 5 en 6 WVW is betrekkelijk vaag. Artikel 5 WVW ziet op de gevaarzetting van een bepaalde gedraging, waarbij over het algemeen de minder ernstige gevallen worden geschaard. Vaak wordt artikel 5 WVW subsidiair tenlastegelegd, waardoor de rechter de mogelijkheid heeft om bij minder ernstige zaken een keuzemogelijkheid heeft. Waar artikel 6 WVW zich richt op ernstige verkeersfouten, richt artikel 5 WVW tot iedereen die het verkeer op de weg negatief kan beïnvloeden. Het gevaar zetten is gelegen in de ‘reële’ kans op een ongeval.
Overigens zijn niet alle verkeersfouten reden tot vervolging: ook bij een veroordeling tot artikel 5 WVW is een zekere mate van concreet, gevaar scheppend gedrag vereist. Uit het dossier moet duidelijk blijken over welk concreet gevaar scheppend gedrag het in een strafzaak precies gaat. In een uitspraak van de rechtbank Arnhem van 22 mei 2008 (NJFS2008, 160) wordt overwogen dat de gedraging wel degelijk een mate van ernst in zich moet dragen:
‘De wetgever heeft niet de bedoeling gehad om elk gevaarzettend gedrag te verbieden. Gevaarscheppend gedrag zal in concreto een bepaalde, minimale ernst dienen te hebben om onder het bereik van artikel 5 WVW te kunnen worden gebracht. Bij zaken waar de vraag zich voordoet of een bepaalde handeling kan worden aangemerkt als gevaarzettend in de zin van artikel 5 WVW, heeft als uitgangspunt te gelden: de handeling in concreto, en wel in het licht van alle omstandigheden van het geval’
Een enkele voorrangsovertreding is over het algemeen onvoldoende om schuld aan te nemen op grond van één van de bovenstaande artikelen.
Indien u geconfronteerd wordt met een vervolging voor het plegen van een verkeersdelict, is het verstandig om een advocaat te raadplegen. Hij kent alle regels op het gebied van verkeersrecht en is daarom goed in staat om een juiste inschatting te maken van uw kansen in de strafzaak. Wouters & Wouters advocaten heeft jarenlange ervaring op het gebied van het verkeersstrafrecht en staat u hierin graag terzijde.